Interview met Anke Smits

Anke Smits

Interview met Anke Smits – Opleider en leerkringbegeleider Penta Nova schoolleidersopleiding

Vanuit haar leidinggevende functies in het primair onderwijs, heeft Anke veel startende leerkrachten meegemaakt en begeleid. Ze zag hoe die na de vooropleiding hun plek probeerden te vinden in het ‘echte werk’ en het team waar ze deel van gingen uitmaken. Wat kan een leidinggevende betekenen, waardoor een jonge collega goed van start kan gaan én waar de ervaren collega’s eveneens wel bij varen?

Waarmee worstelen jongere collega’s, in dit geval startende leerkrachten, vooral mee naar jouw idee?

Anke: “Als je van de vooropleiding (PABO) afkomt, ben je weliswaar basisbekwaam, maar je hebt nog wel een jaar of drie nodig om startbekwaam te worden, de inductieperiode. Dat betekent dat je allerlei dingen op een bepaalde manier doet omdat je dat zo geleerd hebt, maar dat je eigenlijk nog niet precies weet waarom je dat zo doet. Dat maakt het vak van leerkracht in het begin soms zwaar, omdat anderen vaak verwachten dat je dat wel weet. In alles wat kinderen in de klas doen of niet doen schuilt voortdurend de vraag: ‘wie ben jij als juf of meester en waar sta jij voor?’ Het is een vraag naar de persoonlijke en professionele identiteit, die je eigenlijk nog aan het ontwikkelen bent. In het begin moet je daadwerkelijk over iedere keuze nadenken: wat vind ik hiervan? Kan dit wel of niet? En het duurt een tijd voordat je weet waar je voor staat, wat je waarden zijn van waaruit je werkt. En als je je daar meer bewust van bent, dan wordt het een stuk makkelijker en steeds leuker.

Ik zie startende leerkrachten ook wel een ideaalbeeld hebben van wie of hoe ze willen zijn, terwijl ze de vaardigheden nog niet voldoende ontwikkeld hebben om dat al echt te kunnen laten zien. Dat leidt wel tot  frustraties bij hen. Ook als ze in hun eigen ogen een fout maken of tekort schieten en ze daar nauwelijk in openheid mee voor de dag durven komen. Terwijl ik denk: vertel het gewoon, we staan om je heen en we helpen je er wel doorheen met alle kwaliteiten die je hebt. Gaandeweg zal het uiteindelijk alleen maar beter gaan en steeds leuker worden als je daarvan leert. Voor dit hele proces is op de Hogescholen ook steeds meer aandacht en wordt dit vanuit het samen opleiden in de 3-hoek tussen opleiding, praktijk en startende leraar steeds beter begeleid. Dat is in de afgelopen jaren echt positief veranderd.

Wat is volgens jou vooral belangrijk om als leidinggevende aandacht aan te besteden?

Anke: “Een vraag die je je moet stellen is: op welke plek zet je die starter? Dat begint ermee dat we diegene zien als iemand die niet zielig is en waar wij voor moeten zorgen, maar waar we juist heel veel vertrouwen in hebben. Tegelijkertijd moeten we wel zorgen dat we er een goed netwerk omheen bouwen, zodat dingen die niet fout mogen gaan voorkomen kunnen worden. Denk aan: goede ruggesteun van de leidinggevende en collega’s, zodat een starter daadwerkelijk de ruimte en mogelijkheid krijgt om te leren. Leren van fouten is buitengewoon belangrijk, maar… sommige fouten kunnen natuurlijk niet gemaakt worden in het belang van kinderen. Dus daar moet je samen zorg voor dragen; welke leerruimte kan je bieden?

Daarnaast moet je als leidinggevende veel aandacht besteden aan de groepsvorming in je team. Dat gaat immers vaak niet vanzelf. Hoe kom je als nieuwe collega binnen en hoe word je ontvangen? Een eerste indruk is van belang. Als leidinggevende kun je die sociale processen faciliteren. Bijvoorbeeld door bij de start van het schooljaar, op team niveau, heel simpel iedereen bij elkaar in een ruimte te zetten en vragen te stellen waardoor je elkaars achtergronden beter leert kennen. Waar ben je geboren? Waar heb je je opleiding gedaan? Dan zie je al gauw allerlei onderlinge verbindingen ontstaan. Je creëert situaties waarin mensen elkaar ontmoeten op zowel de relatie als de inhoud.

Wat ik ook echt wil meegeven: zie niet alleen de starters, maar iedereen in je team, bijvoorbeeld ook  juist diegene die al bijna met pensioen is. Want iedereen wil  gezien blijven worden, voegt iets toe en verdient een plek en de aandacht.

Een andere tip: stel vragen, in plaats van in te vullen wat je denkt dat de ander nodig heeft. De een wil graag zelf uitproberen, de ander vindt het fijn om een voorbeeld te zien of juist om af en toe even te sparren met een collega. En naast het inwerken en het vergroten van het vakmanschap heeft iedere starter  wel iets waar die helemaal enthousiast van wordt en werk van wil gaan maken. Dus bied die ruimte, want daar krijgt zo iemand juist veel energie van. Het is fijn om van betekenis te zijn. Daarmee ontstaat een balans tussen geven en nemen en dat geeft hun ook de veerkracht om te dealen met dingen die ze lastiger vinden.”

Wat kenmerkt voor jou een werk-/leerklimaat waarin een jongere collega steeds meer tot bloei kan komen?

Anke: “Veel heeft te maken met de cultuur die je samen creëert in je school; dat uit zich ook in hoe je je opstelt naar die starter. Moet die vechten voor zijn plek of krijgt hij een plek? En vergeet niet, dat geldt net zo goed voor de oudere collega: wordt die nog gewaardeerd, ook voor de dingen die anderen steeds meer als vanzelfsprekend zijn gaan zien en waar nooit meer iets complimenteus over gezegd wordt? Als alle aandacht alleen maar uitgaat naar de jongeren, omdat we ze zo hard nodig hebben, dan doe je ook iets niet goed…

Wat naar mijn idee vooral helpt, is om regelmatig weer eens door de ogen van de ander te kijken. Bijvoorbeeld: ‘Weet je nog hoe het was toen jij zelf begon te werken in het onderwijs?” Of door aan de jongere collega te vragen: “Kun je je voorstellen hoe het is als je hier al 30 jaar werkt en er komen steeds weer nieuwe collega’s; jij bent inmiddels al de 300e…’ Dat kun je best met wat humor doen, gewoon een beetje los maken dat je nieuwsgierig blijft naar elkaars perspectief. Daarmee kom je volgens mij samen het verst!” En ben je ervan bewust dat mensen op verschillende manieren werken en leren en dat je daarop aan kan sluiten.

Comments are closed.